Pagina 19 - De Schrans - Een historische beschrijving

Basis HTML versie

Politie Leeuwarderadeel - lett. G/Doss.
1./No. 822 onderwerp: Plaats gehad hebben-
de brand op 6 november 1941 te Huizum, in
perceel Hollanderdijk no. 1.
'Te omstreeks 6 uur en 45 minuten voormid-
dags van opgemelden datum, werd door een
tot nog toe onbekend gebleven burger ten
bureele van politie te Huizum, kennis gegeven
dat er brand was uitgebroken in perceel
Hollanderdijk no. 1. alhier, bewoond door de
garagehouder J. Schuhmacher. Daar dit een uit-
slaande brand betrof, heeft de aan het bureau
van politie dienst doenden veldwachter Jan van
der Laan, onmiddellijk de brandweer gealar-
meerd, die daarna spoedig terplaatse was. Na
zeer korten tijd was men meester over het vuur.
De brandweer van Huizum bleef nog geruimen
tijd voor de nablussching. Het benedengedeelte
van opgemeld perceel werd gebruikt voor garage
en werkplaats, terwijl de daarboven gelegen
verdieping bewoond werd door het gezin
Schuhmacher, bestaande uit man, vrouw en zes
kinderen. De bovenverdieping, waar de brand
ontstond, brandde geheel uit. Het vuur nam ter-
stond een groote omvang, zoodat de bewoners
nauwelijks de tijd hadden om de woning te ver-
laten. Van de inboedel kon niets gered worden,
doch een zes-persoons luxe auto, merk "Ford",
die beneden in de garage stond kon worden
gered. Dit motorvoertuig, gekenmerkt B-23765
was het eenige motorrijtuig dat zich in de gara-
ge bevond en behoorde in eigendom toe aan
J. Schuhmacher, voornoemd. De naast het
brandende perceel gelegen panden, namelijk
Schrans no. 4, bewoond door den slager
Sijbrandus Adema en het kaaspakhuis, perceel
Hollanderdijk no. 3, in eigen gebruik bij den
kaashandelaar Johannes Veldkamp, wonende
te Huizum, Gymnasiumstraat no. 4, kregen
beide eenige brand- en waterschade. De beide
eigenaren zijn tegen brandschade verzekerd,
respectievelijk bij de Noord- en Zuid-
Hollandsche Loyd, gevestigd te Amsterdam en
de Onderlinge Brand Assurantie, O.B.A.S. te
Huizum.'
21
overgang bleek van grote invloed voor de
bebouwing na 1862 en voor het doorstromen
van het verkeer in de jaren daarna.
Op 22 december 1888 werd, 'over de
spoorbomen' aan de rechterkant, een water-
toren in gebruik gesteld. Deze watertoren bleef
tot de sloop in1972 een beeldbepalend deel van
de kop van de Schrans.
Foto's rond 1900 en later lieten een goed
beeld zien van de kop van de Schrans. Aan de
westkant was toen een Art Nouveau pand van
rijwielhandelaar Argelo verschenen. Dat het er
toen al druk moet zijn geweest, blijkt uit een
plan om een voetbrug over het spoor aan te
leggen. Het plan is nooit uitgevoerd, maar de
tekening is wel bewaard gebleven.
Uit: ’t Kleine Krantsje van 29 mei 1982;
herinneringen van de heer H. Slaterus
In 1982 was de heer H. Slaterus 88 jaar en
beschreef zijn jeugd op de kop van de Schrans.
“Langs de toen nog landelijke Hollanderdijk
liep vroeger een tamelijk brede vaart, met langs
de walkant flinke bomen en een grote haag.
Achter de haag liep een smal looppaadje.
De vaart, Spoorsloot genoemd, was vrij breed.
Aan het begin van de Hollanderdijk eindigde de
Spoorsloot in een heel smal en ondiep watertje,
de Skietsloot, dat onder de Overijsselsche
Straatweg in de Potmarge uitmondde.
De Spoorsloot en de Skietsloot vormden de
grens tussen Leeuwarden en Leeuwarderadeel.
Wij woonden eerst aan de achterzijde van het
pand waar later Meijer zat. Omstreeks 1900 ver-
huisden we naar het voorste gedeelte. Dat was
toen nog een gewoon woonhuis met een boven-
en benedenwoning. Wij kwamen beneden te
wonen met de deur aan de straatkant en daar-
naast een groot raam van de woonkamer.
Als dreumes zat ik veel voor dat raam te kijken
naar het verkeer van en naar de stad. Naar de
stoomtreinen van en naar Groningen en naar de
tonnenwagens en askarren van de stadsreiniging,
want recht tegen over ons was de ingang van
het aschland. Naast die ingang stond aan de
Schranszijde een grote dubbele woning. In het
ene gedeelte woonde de opzichter der reiniging
Bottinga. Tussen het spoor en de ingang van het
aschland was een stenen poortje, dat toegang
gaf tot een urinoir, een vrij druk bezochte gele-
genheid. Ik herinner me dat een paar grote jon-
gens op manshoogte van die urinoiringang een
touwtje spanden. De meeste bezoekers waren
pettendragers, die onder het touwtje door-
liepen. Maar er kwamen ook wel anderen met
een garibaldi, zo’n mooie dophoed. Wanneer de